De gouden belofte
Jen Williams
Er doen een hoop geruchten de ronde over de catacomben onder de Citadel… Sommigen zeggen dat de magiërs daar hun gevaarlijkste geheimen verborgen hielden; anderen dat er onschatbare rijkdommen liggen; er wordt zelfs beweerd dat de goden gevangen worden gehouden in de oneindige diepten. Voor Heer Frith is de Citadel niet meer dan de sleutel tot zijn wraak. Tegen alle verwachtingen in overleefde hij de aanslag op zijn koninkrijk en zijn leven… en nu wil hij de magie die verborgen ligt in de catacomben gebruiken om achter de daders aan te gaan. Voor de huurlinge Wydrin van Kruishaven en haar trouwe metgezel Sir Sebastiaan Steenhouwer is de reis naar de Citadel niet anders dan elke andere betaalde opdracht. Er is hun goud en avontuur beloofd, en wie weet houden de twee er nog een fatsoenlijk kroegverhaal aan over ook. Maar soms bevatten geruchten een kern van waarheid. Het duurt dan ook niet lang of het roekeloze trio staat in de weg van een rusteloos kwaad dat de wereld wil verslinden. En dat kan geen enkele gouden belofte goedmaken.
Achtergrondinformatie
Uitgever: Luitingh-Sijthoff
Oorspronkelijke titel: The Copper Promise
Recensie
De gouden belofte
Jen Williams
Er doen een hoop geruchten de ronde over de catacomben onder de Citadel… Sommigen zeggen dat de magiërs daar hun gevaarlijkste geheimen verborgen hielden; anderen dat er onschatbare rijkdommen liggen; er wordt zelfs beweerd dat de goden gevangen worden gehouden in de oneindige diepten. Voor Heer Frith is de Citadel niet meer dan de sleutel tot zijn wraak. Tegen alle verwachtingen in overleefde hij de aanslag op zijn koninkrijk en zijn leven… en nu wil hij de magie die verborgen ligt in de catacomben gebruiken om achter de daders aan te gaan. Voor de huurlinge Wydrin van Kruishaven en haar trouwe metgezel Sir Sebastiaan Steenhouwer is de reis naar de Citadel niet anders dan elke andere betaalde opdracht. Er is hun goud en avontuur beloofd, en wie weet houden de twee er nog een fatsoenlijk kroegverhaal aan over ook. Maar soms bevatten geruchten een kern van waarheid. Het duurt dan ook niet lang of het roekeloze trio staat in de weg van een rusteloos kwaad dat de wereld wil verslinden. En dat kan geen enkele gouden belofte goedmaken.
Achtergrondinformatie
Uitgever: Luitingh-Sijthoff
Oorspronkelijke titel: The Copper Promise
Recensie
1
Alle andere cellen in de kerker stonken naar angst, maar deze niet. De laatste nog levende zoon van Heer Frith was simpelweg te trots om bang te zijn. Zelfs nu Rin Geel-Oog zijn instrumenten op de met bloed bevlekte pijnbank klaarlegde en elk gruwelijk mes omhooghield in het fakkellicht, glinsterde er slechts woede in de ogen van de jongeman die geknield op de stenen vloer zat.
Die bank is besmeurd met het bloed van zijn vader en dat van zijn broers, dacht Bethan. En straks ook met dat van hem, maar hij zal tot het einde tegenwerken. Koppige ellendeling.
De kerkers van Slot Zwartwoud waren klein en vol schaduwen, wat betekende dat Bethan dichter bij Rin Geel-Oog moest staan dan ze zou willen. Hij was een smerige, pokdalige man met glimmende bulten die onder zijn leren tuniek tevoorschijn kwamen en grijs, piekerig haar dat aan zijn misvormde schedel plakte. Zijn slijmerige ogen waaraan hij zijn naam dankte traanden constant, maar niet uit medelijden met zijn slachtoffers. Rin mocht er dan afzichtelijk uitzien, zijn talent om ondraaglijke pijnen te veroorzaken met slechts een paar welgeplaatste sneden was onbetaalbaar voor Bethan.
De jonge Aaron Frith was een ander verhaal, ondanks de ruige manier waarop ze hem tot nu toe hadden behandeld. Hij was een knappe jongeman, met de sterke kaaklijn en grijze ogen van de Friths, en een gebruinde huid en modieus lang donker haar. Bethan kon mooie dingen wel waarderen. Ze had opdracht gegeven de beste schilderijen in het kasteel van de muren te halen en in kisten mee te nemen zodat ze deze later kon bekijken. Het bedroefde haar om die warme huid en die mooie ogen te verminken. De jongeman had een klap op zijn slaap gekregen in de strijd en door het opgedroogde bloed piekte zijn haar nu vreemd omhoog. En Rin Geel-Oog zou het uiteraard alleen nog maar erger maken. Eeuwig zonde. Maar hij moest gaan praten, en snel. Als ze nog een dag langer op antwoorden moesten wachten, dan zou Fane misschien wel hoogstpersoonlijk naar het Zwartwoud komen, en dat wilde niemand.
‘Heb je nog iets te zeggen voordat er bloed gaat vloeien, Aaron? Of moet ik je nu Heer Frith noemen? Je vader is hier gisteren overleden.’
Aaron Frith zakte iets verder in elkaar en wendde zijn blik af. Even had ze medelijden met hem, maar dat duurde niet lang. De zwartfluwelen en zijden kleding die hij had gedragen toen ze het kasteel hadden veroverd, zat nu vol vlekken en gaten, maar deze man was geboren in rijkdom. Er zat een zilveren broche in de vorm van een boom op zijn borst gespeld, met kleine saffieren in de takken, die bladeren of sterren moesten voorstellen. Het was een knap staaltje vakmanschap. Bethan zou ervoor zorgen dat het in haar bezit kwam nadat dit smerige klusje was geklaard.
Met droge ogen keek hij weer naar haar op.
‘Ik heb niets te zeggen tegen Ystrisch uitschot.’
Bethan slaakte een zucht en keek de smerige cel rond. De fakkels wierpen alleen maar meer donkere schaduwen op.
‘Wil je hier aan je einde komen, Heer Frith? Waarvoor? Voor wat juwelen, wat goud? Geld dat je waarschijnlijk toch niet had zullen uitgeven?’
Frith zei niets. Bethan voelde haar ongeduld toenemen.
‘We weten dat de kluis ergens in het bos ligt verscholen, Frith. Dat weet iedereen. Vroeg of laat zullen we hem vinden, maar ik heb veel liever dat jij het me vertelt. Dat gaat een stuk sneller.’
Tot haar verbazing begon Frith te glimlachen.
‘Denk je nu echt dat je de locatie ergens op een stuk papier zult aantreffen, als voetnoot in het testament van mijn vader bijvoorbeeld? Begrijp je wel wat een geheim precies is?’
‘Vertel jij het me dan. Jij bent de laatste Frith. Misschien laat ik je zelfs wel in leven. De Ystriërs zijn gefascineerd door de edelen uit hun buurlanden en ze zullen flink in hun buidel tasten alleen om je te mogen komen bekijken.’ Ze probeerde een redelijke toon aan te slaan. ‘Vertel het me nu, Aaron Frith, dan zal dit een stuk beter voor je aflopen. Je wint niets bij het vasthouden aan diezelfde koppigheid die je familie het leven heeft gekost.’
‘Tristan was negen jaar. Hij was niet koppig, hij was doodsbang.’
Bethan stapte dichter naar de gevangene toe. Tot haar irritatie voelde ze haar hoofd rood aanlopen. ‘Dus je wilt liever hier aan je einde komen, in de kerkers van je eigen kasteel? De grote familie Frith gaat al honderden jaren terug, maar nu zullen jullie allemaal in anonieme graven eindigen in jullie eigen desolate woud.’
Als antwoord spuugde Aaron Frith op haar laars.
‘Genoeg gepraat,’ zei Rin schor, met zijn keel vol slijm. Hij pakte een gevaarlijk uitziend mes dat niet langer was dan Bethans pink. ‘Hoogste tijd om te kijken welke kleur bloed de jongeheer heeft. Ik hoorde dat het zwart zou zijn, zoals hun bomen, maar tot nu toe was het telkens rood. Erg teleurstellend.’
Bethan schudde het spuug van haar laars.
‘Ga maar aan de slag.’
Fragment De gouden belofte — Jen Williams
© 2014 Luitingh-Sijthoff