Uit­ge­ver: De Fontein

Oor­spron­ke­lij­ke ti­tel: The Hou­se­trap

Het grie­zel­huis

Emma Read

Wan­neer het het zus­je van Clau­de plot­se­ling ver­dwe­nen is, gaat hij met zijn vrien­den De­liah en Sam op zoek naar haar. Het spoor leidt naar een mys­te­ri­eus oud huis. In de ver­la­ten vil­la vin­den ze een prach­tig ge­dek­te ta­fel met een ge­heim­zin­ni­ge uit­no­di­ging. Dat blijkt het be­gin van een grie­ze­lig spel… Ze zit­ten in de val! Om de uit­gang te vin­den, moe­ten ze vreem­de raad­sels en puz­zels op­los­sen. Elke ka­mer blijkt een nieu­we es­ca­pe room en het huis kan draai­en als een Ru­biks­ku­bus. En dan is er nog een oud mys­te­rie van een ver­dwe­nen meis­je. Lukt het de vier vrien­den om te ont­snap­pen voor het te laat is?

Uit­ge­ver: De Fontein

Oor­spron­ke­lij­ke ti­tel: The Hou­se­trap

Hoe­wel Clau­de haar dui­de­lijk had in­ge­ruild, wil­de ze nog wel fat­soen­lijk af­scheid van hem ne­men, om hun ooit zo hech­te vriend­schap af te slui­ten en ver­der te kun­nen gaan.

Hoofd­stuk 1

Het ein­de

De­lia McDeery zat in kleer­ma­kers­zit op het dik­ke ta­pijt van de woon­ka­mer van Clau­de Lau­rent een vre­se­lijk moei­lij­ke su­do­ku te ma­ken. Ze had het ge­voel dat ze er­gens een ver­keerd ge­tal had in­ge­vuld, maar ze ging toch door. Ge­voe­lens wa­ren ten­slot­te geen fei­ten, en als ze in­der­daad een fout had ge­maakt, dan was het niet haar schuld. Het kwam door­dat ze met haar ge­dach­ten er­gens an­ders zat.

Bo­ven, om pre­cies te zijn.

Haar pen zweef­de bo­ven de com­bi­na­ties van ge­tal­len op de blad­zij­de, ter­wijl ze na­dacht over de mo­ge­lijk­he­den voor elk leeg vlak­je, zo­dat de blok­ken, rij­en en ko­lom­men elk op het­zelf­de to­taal uit­kwa­men. Lo­gisch, or­de­lijk… ge­rust­stel­lend. Toch kon het haar niet echt af­lei­den van het ge­lach dat van bo­ven klonk.

Over twee da­gen zou De­liahs zo­ge­naam­de bes­te vriend Clau­de met zijn ou­ders en zus­je naar Corn­wall ver­hui­zen. De­liah en haar moe­der wa­ren hier om af­scheid te ne­men. Om hun ja­ren­lan­ge vriend­schap te vie­ren, om af­spra­ken te ma­ken voor be­zoek­jes, om el­kaar te om­hel­zen en een beet­je te hui­len en om te hel­pen met inpakken.

Maar nu zat De­liah hier in haar een­tje ter­wijl Clau­de en zijn nieu­we bes­te vriend van school, Sam, in de ga­me­hoek Es­ca­pe Room II za­ten te spe­len op de Switch.

En dat was pri­ma. He­le­maal prima.

De­liah kras­te de mis­luk­te puz­zel door, vouw­de de krant dicht en gooi­de de pen er­bo­ven­op. Ze speur­de de ka­mer af naar iets an­ders om te doen, maar de plan­ken wa­ren leeg, op een en­ke­le in­ge­lijs­te foto na. Die had­den ze spe­ci­aal voor haar la­ten staan, ver­moed­de De­liah. De foto was echt gê­nant, een stok­ou­de po­la­roid van haar en Clau­de in een peu­ter­bad­je. Hoe­wel ze er com­pleet an­ders uit­za­gen – De­liah rood­ver­brand, Clau­de met een brui­ne huid – wa­ren ze in die tijd net een Si­a­me­se twee­ling. En hier was het be­wijs: de­zelf­de plas­tic zon­ne­bril, bij el­kaar pas­sen­de ‑shirts, al­le­bei een bre­de glimlach.

Clau­des moe­der Sara be­gon er nog vaak over. ‘Wat skat­tik!’ zei ze dan, met haar licht Fran­se ac­cent waar­door de ‘g’ soms een beet­je als een ‘k’ klonk. Als ze pech had­den, kneep ze hen daar­bij in de wan­gen als­of ze nog steeds vier jaar oud wa­ren. ‘Kijk die prach­ti­ge glim­lach­jes eens.’ Ze ke­ken in­der­daad blij.

De­liah stel­de zich voor dat de foto door­mid­den zou wor­den ge­scheurd, waar­door ze voor al­tijd wa­ren gescheiden.

Sara kwam bin­nen met een glas ijs­thee voor De­liah. ‘Je laat je toch niet door die jon­gens bui­ten­slui­ten, hè?’

‘Het is al goed, Sara. Ik ben niet zo’n fan van Es­ca­pe Room.’

En wat heeft het ook voor zin? Onze vriend­schap is voorbij.

Sara Lau­rent trok haar wenk­brauw op en roer­de in haar ei­gen thee. ‘Nou, het is toch de hoog­ste tijd dat jul­lie wat fris­se lucht krij­gen.’ Ze liep naar de trap en riep naar bo­ven: ‘Clau­de, Sam, kom als de blik­sem naar beneden.’

Er klonk wat ge­mop­per van bo­ven over ‘nog even sa­ven’ en toen kwa­men de jon­gens de trap af ge­sjokt, ge­hol­pen door de zwaartekracht.

Clau­de liep voor­op en leek meer op zijn va­der dan zijn va­der zelf. Hij droeg te­gen­woor­dig de­sig­ner over­hem­den, zelfs in het week­end, en een net­te, ge­stre­ken broek, com­pleet met om­ge­sla­gen rand om de look af te maken.

De­liah dronk haar ijs­thee op. Het smaak­te naar zomer.

‘Was dit echt de eer­ste keer dat je dit speel­de, Clau­de? Je zou den­ken dat je er een zes­de zin­tuig voor hebt of zo.’ Sam gaf Clau­de een klap op zijn schou­der en knoop­te zijn vale hoody om zijn middel.

Me­vrouw Lau­rent pak­te haar zoon zacht­jes bij zijn kin vast. ‘Clau­de, je hebt twee men­sen op be­zoek, weet je nog? En De­liah is een spe­ci­a­le gast.’

Sam keek zo­ge­naamd be­le­digd. ‘Ben ik geen spe­ci­a­le gast, me­vrouw L?’

Clau­des moe­der be­keek hem kri­tisch. ‘Hm. Jou kan ik wel mis­sen.’ Ze glim­lach­te har­te­lijk en woel­de door zijn wil­de brui­ne haar. ‘Maar we ken­nen Dee al sinds ze zo groot was.’ Ze hield haar duim en wijs­vin­ger uit el­kaar op on­ge­veer het for­maat van een ei en lachte.

‘Goed, nu naar bui­ten jul­lie. En te­le­foons op ta­fel. Scher­men zijn verboden.’

De­liah kon wel ra­den hoe dit ver­der ging:

Toen ik zo oud was als jullie…

‘Toen ik zo oud was als jul­lie, gin­gen we na het ont­bijt naar bui­ten en kwa­men we pas weer thuis als we hon­ger hadden.’

De­liah en Sam kreun­den in koor maar de­den wat hen werd ge­vraagd en leg­den hun te­le­foon op tafel.

Clau­de keek be­schaamd. ‘We le­ven niet meer in de mid­del­eeu­wen. Ga­mes zo­als Es­ca­pe Room zijn het nieu­we so­ci­aal. De tij­den zijn ver­an­derd, mam.’

‘Lang niet zo­veel als je denkt.’ Sara tik­te op de ta­fel en wacht­te tot Clau­de zijn te­le­foon er ook bij leg­de. Toen gaf ze De­liah haar rug­zak aan en stop­te nog een doos cho­co­la­de­koek­jes in het voor­vak. ‘Voor het don­ker weer thuis, graag.’

On­danks haar ge­mop­per was De­liah blij om het huis uit te gaan. Sam en Clau­de had­den zich lan­ger bo­ven schuil­ge­hou­den dan ze had ge­dacht en er was niet veel tijd meer. Hoe­wel Clau­de haar dui­de­lijk had in­ge­ruild, wil­de ze nog wel fat­soen­lijk af­scheid van hem ne­men, om hun ooit zo hech­te vriend­schap af te slui­ten en ver­der te kun­nen gaan. Ze had het plan meer­de­re ke­ren in ge­dach­ten door­ge­no­men, maar Sam Ea­vis had daar geen rol in gespeeld.

Ze streek even over het hal­ve am­mo­niet­fos­siel in haar zak, liet haar vin­gers over de ruwe bui­ten­kant gaan en toen over de glad­de, rib­be­li­ge vorm van het oer­ou­de spi­raal­vor­mi­ge we­zen dat erin was ge­drukt. Al­le­maal on­der­deel van het plan. Ze stop­te het in haar rug­zak om het vei­lig te be­wa­ren, naast haar zak­mes en zaklamp.

De vol­was­se­nen noem­den het steeds ‘het ein­de van een tijd­perk’, maar eer­lijk ge­zegd was De­liah voor­al op­ge­lucht. Nu kon­den ze er ge­woon een punt ach­ter zet­ten, in plaats van on­ge­mak­ke­lijk toe­kij­ken hoe hun vriend­schap lang­zaam dood­bloed­de ter­wijl ze steeds ver­der uit el­kaar groeiden.

Clau­des va­der keek even om de hoek van de ser­re, waar alle ou­ders her­in­ne­rin­gen aan vroe­ger za­ten op te ha­len. ‘Dit zal de laat­ste keer zijn dat ik jul­lie er­aan moet her­in­ne­ren om bij het bos weg te blij­ven,’ riep hij, waar­door De­liah uit haar mij­me­rin­gen op­schrok. Ze zucht­te, maar al­leen in gedachten.

Het is het bos van Bad­well maar, geen woes­te wildernis.

In­eens klonk er ach­ter hen een an­de­re schel­le stem. ‘Hé, wacht op mij!’

Clau­des tien­ja­ri­ge zus­je Ami­ty ren­de langs hen heen naar bui­ten ter­wijl haar rug­zak met gou­den glit­ters op haar rug op en neer wip­te en haar sjaal met kwast­jes als een cape ach­ter haar aan wapperde.

Me­neer Lau­rent ge­baar­de naar Clau­de met een half op­ge­ge­ten vis­koek­je in zijn hand. ‘Hou een oog­je op Ami, oké? Be­dankt, hè!’

‘Fijn,’ mom­pel­de Claude.

 

Fragment Het griezelhuis - Emma Read
© 2024 De Fontein