Co-ver­ta­lers: Bep Fon­tijn & Grets­ke de Haan

Uit­ge­ver: Que­ri­do Facto

Oor­spron­ke­lij­ke ti­tel: Sour­ce Code — My Beginnings

Sour­ce code

Mijn oor­sprong

Bill Ga­tes

De za­ke­lij­ke tri­om­fen van Bill Ga­tes zijn al­ge­meen be­kend: als twin­tig­ja­ri­ge stop­te hij met zijn stu­die aan Har­vard Uni­ver­si­ty om een soft­wa­re­be­drijf­je te star­ten dat uit­groei­de tot een reus­ach­ti­ge mul­ti­na­ti­o­nal en dat de ma­nier waar­op we wer­ken en le­ven voor­goed ver­an­der­de; als mil­jar­dair richt­te hij zijn aan­dacht op fi­lan­tro­pi­sche pro­jec­ten om on­der meer de kli­maat­ver­an­de­ring en de we­reld­ge­zond­heid aan te pak­ken. Sour­ce Code gaat niet over Mi­cro­soft, de Ga­tes Foun­da­ti­on of de toe­komst van tech­no­lo­gie: het is het per­soon­lij­ke en nog on­be­ken­de ver­haal van Bill Ga­tes. Hij ver­telt over zijn jeugd en zijn vroe­ge pas­sies. Over zijn prin­ci­pi­ë­le groot­moe­der en zijn am­bi­ti­eu­ze ou­ders, zijn eer­ste diep­gaan­de vriend­schap­pen en het plot­se­lin­ge over­lij­den van zijn bes­te vriend; over zijn wor­ste­lin­gen om er­bij te ho­ren en zijn ont­dek­king van de we­reld van co­de­ren en com­pu­ters aan het be­gin van een nieuw tijd­perk. Hij be­schrijft hoe hij als tie­ner een pad in­sloeg dat hem bracht naar een stu­den­ten­ka­mer, waar hij een re­vo­lu­tie ont­ke­ten­de die niet al­leen zijn ei­gen le­ven in­grij­pend zou ver­an­de­ren. Bill Ga­tes ver­telt zijn ver­haal nu voor het eerst – scherp­zin­nig, warm en ont­hul­lend. Het is een even fas­ci­ne­rend als in­spi­re­rend zelf­por­tret van een zeer suc­ces­vol­le on­der­ne­mer die on­der­zoekt hoe hij is ge­wor­den wie hij is.

Co-ver­ta­lers: Bep Fon­tijn & Grets­ke de Haan

Uit­ge­ver: Que­ri­do Facto

Oor­spron­ke­lij­ke ti­tel: Sour­ce Code — My Beginnings

Op het eer­ste ge­zicht had het ver­schil tus­sen hi­ken en pro­gram­me­ren niet gro­ter kun­nen zijn. Maar het voel­de al­le­bei als een avon­tuur.

Pro­loog

Toen ik een jaar of der­tien was, raak­te ik be­vriend met een groep­je jon­gens die re­gel­ma­tig bij el­kaar kwa­men voor lan­ge trek­toch­ten door de ber­gen rond Seatt­le. We had­den el­kaar le­ren ken­nen op scou­ting. Daar gin­gen we ook re­gel­ma­tig hi­ken en kam­pe­ren, maar we vorm­den al snel een splin­ter­groep die op ei­gen ex­pe­di­ties ging; want zo za­gen we ze, als ex­pe­di­ties. We wil­den meer vrij­heid en meer ri­si­co dan op de trip­jes met scouting.

We wa­ren meest­al met z’n vij­ven: Mike, Roc­ky, Reil­ly, Dan­ny en ik. Mike was de lei­der; hij was een paar jaar ou­der dan de rest en had veel meer er­va­ring met het bui­ten­le­ven. Over een pe­ri­o­de van een jaar of drie leg­den we sa­men hon­der­den ki­lo­me­ters af. We door­kruis­ten het Olym­pic Na­ti­o­nal Fo­rest ten wes­ten van Seatt­le en Gla­cier Peak Wil­der­ness ten noord­oos­ten en we maak­ten trek­toch­ten langs de kust van de Pa­ci­fic. We gin­gen vaak lang­du­rig op pad, met niets dan to­po­gra­fi­sche kaar­ten om te na­vi­ge­ren door oer­bos­sen en over rot­si­ge stran­den waar we het tij pro­beer­den te voor­spel­len ter­wijl we ons langs land­ton­gen haast­ten. We gin­gen tij­dens de school­va­kan­ties, in alle weers­om­stan­dig­he­den. In het noord­wes­ten van de Ver­e­nig­de Sta­ten be­te­ken­de dat vaak een week lang door­week­te, jeu­ke­ri­ge wol­len on­der­broe­ken van de le­ger­dump en rim­pe­li­ge te­nen. We de­den niet aan tech­ni­sche be­klim­min­gen, dus niet met tou­wen en band­lus­sen langs stei­le rots­wan­den. Al­leen lan­ge, zwa­re trek­toch­ten. Het was niet ge­vaar­lijk, be­hal­ve dat we als tie­ners diep de ber­gen in trok­ken, vele uren ver­wij­derd van hulp en ruim voor­dat mo­bie­le te­le­foons bestonden.

Op den duur wer­den we een zelf­ver­ze­kerd, hecht team. Na een hele dag lo­pen ko­zen we een plek uit om ons kamp op te slaan en gin­gen we zon­der veel te zeg­gen aan de slag, ie­der met zijn ei­gen taak. Mike en Roc­ky hin­gen het zeil op waar­on­der we die nacht zou­den sla­pen, Dan­ny speur­de de on­der­groei af naar droog hout, en Reil­ly en ik stook­ten een vuur­tje met een aan­maak­hout­je en wat twijgjes.

En dan gin­gen we eten. Goed­koop voed­sel dat wei­nig ge­wicht toe­voeg­de aan onze be­pak­king maar wel ge­noeg brand­stof le­ver­de voor de reis. Niets heeft ooit be­ter ge­smaakt. Als avond­eten sne­den we een blok Smac in stuk­jes en meng­den het met Ham­bur­ger Hel­per of een zak­je bief­stuk stro­ga­noff-krui­den­mix. In de och­tend ont­be­ten we met Car­na­ti­on In­stant Break­fast-mix of een poe­der dat met wat wa­ter in een ome­let ver­an­der­de, al­thans, vol­gens de ver­pak­king. Mijn fa­vo­riet voor het ont­bijt wa­ren de Os­car May­er Smo­kie Links, wor­sten die uit ‘100% vlees’ zou­den be­staan en in­mid­dels niet meer wor­den ver­kocht. We be­reid­den ons eten meest­al in één koe­ken­pan en we aten uit lege kof­fie­blik­ken waar­van we er ie­der één bij ons had­den. Die blik­ken wa­ren onze wa­ter­em­mers, onze steel­pan­nen en onze ha­ver­mout­kom­men. Ik weet niet meer wie van ons de war­me fram­boos­drank had be­dacht. Niet dat het nou zo’n cu­li­nair hoog­stand­je was: ge­woon in­stant pud­ding­mix in ko­kend wa­ter gooi­en en op­drin­ken. Je kon het ne­men als toe­tje of als sui­ker­kick in de och­tend voor­af­gaand aan een lan­ge dag lopen.

Deze toch­ten wa­ren een ma­nier om even te ont­snap­pen aan onze ou­ders en het toe­zicht van vol­was­se­nen, om zelf te be­pa­len waar we heen wil­den, wat we aten, wan­neer we gin­gen sla­pen en wel­ke risico’s we na­men. Op school hoor­den we geen van al­len bij de coo­le kin­de­ren. Al­leen Dan­ny speel­de een ge­or­ga­ni­seer­de sport – bas­ket­bal –, maar daar stop­te hij al snel mee om meer tijd te heb­ben voor onze trek­toch­ten. Als ma­gerste van de groep had ik het meest­al het koudst, en ik had al­tijd het ge­voel dat ik zwak­ker was dan de rest. Toch ge­noot ik van de fy­sie­ke uit­da­ging en het ge­voel van au­to­no­mie. Hoe­wel hi­ken steeds po­pu­lair­der werd in ons deel van het land, wa­ren er niet veel tie­ners die acht da­gen lang zelf­stan­dig de bos­sen in trokken.

Nu wa­ren het wel de ja­ren ze­ven­tig, waar­in men los­se­re op­vat­tin­gen over het ou­der­schap had dan te­gen­woor­dig. Kin­de­ren had­den over het al­ge­meen meer vrij­heid. En te­gen de tijd dat ik een jon­ge tie­ner was, had­den mijn ou­ders ge­ac­cep­teerd dat ik an­ders was dan veel van mijn leef­tijd­ge­no­ten en dat ik een ze­ke­re mate van on­af­han­ke­lijk­heid no­dig had om mijn weg in de we­reld te vin­den. Die ac­cep­ta­tie viel hun zwaar – voor­al mijn moe­der – maar zou be­pa­lend zijn voor wie ik zou worden.

Als ik er nu op te­rug­kijk, weet ik ze­ker dat we op die toch­ten al­le­maal op zoek wa­ren naar iets wat ver­der ging dan ka­me­raad­schap en vol­doe­ning. We wa­ren op die leef­tijd dat kin­de­ren hun gren­zen tes­ten, ex­pe­ri­men­te­ren met ver­schil­len­de iden­ti­tei­ten, en soms ook ver­lan­gen naar gro­te­re, zelfs trans­cen­den­te er­va­rin­gen. Ik ver­lang­de er steeds meer naar om uit te vin­den wat mijn pad zou wor­den. Ik wist niet ze­ker wel­ke kant het op zou gaan, maar het moest wel iets in­te­res­sants en be­lang­rijks zijn.

In die­zelf­de pe­ri­o­de bracht ik ook veel tijd door met een an­der groep­je jon­gens: Kent, Paul en Ric. We za­ten al­le­maal op de­zelf­de school, La­ke­si­de, die leer­lin­gen de mo­ge­lijk­heid bood om via een te­le­foon­lijn ver­bin­ding te ma­ken met een main­fra­me com­pu­ter. In die tijd had­den tie­ners maar zel­den toe­gang tot een com­pu­ter, in wel­ke vorm dan ook. Wij vie­ren stort­ten ons er vol over­ga­ve op en be­steed­den al onze vrije tijd aan het schrij­ven van steeds com­plexe­re programma’s om te ont­dek­ken wat we al­le­maal met die elek­tro­ni­sche ma­chi­ne kon­den doen.

Op het eer­ste ge­zicht had het ver­schil tus­sen hi­ken en pro­gram­me­ren niet gro­ter kun­nen zijn. Maar het voel­de al­le­bei als een avon­tuur. Met bei­de vrien­den­groe­pen ver­ken­de ik nieu­we we­rel­den en reis­de ik naar plek­ken waar zelfs de mees­te vol­was­se­nen niet kon­den ko­men. Net als het hi­ken pas­te pro­gram­me­ren bij me om­dat ik hier­bij mijn ei­gen maat­staf voor suc­ces kon be­pa­len, en het leek gren­ze­loos, niet be­perkt door hoe hard ik kon ren­nen of hoe ver ik kon gooi­en. Het lo­gisch den­ken, de con­cen­tra­tie en het uit­hou­dings­ver­mo­gen die no­dig zijn om lan­ge, in­ge­wik­kel­de programma’s te schrij­ven, gin­gen me ge­mak­ke­lijk af. In te­gen­stel­ling tot bij het hi­ken was ik bin­nen deze vrien­den­groep de leider.

 

Fragment Source code - Mijn oorsprong - Bill Gates
© 2025 Querido Facto