Uit­ge­ver: Kluitman

Oor­spron­ke­lij­ke ti­tel: Iden­ti­kill

Hor­ror­land

Bloed­zus­jes

K.R. Alexan­der

Chel­sea weet dat haar twee­ling­zus dood is. Maar ze weet ook dat An­ge­li­ca nooit echt is weg­ge­gaan. Sinds die tra­gi­sche dag is An­ge­li­ca er al­tijd. Om met haar te pra­ten. Naar haar te luis­te­ren. Haar al­ler­bes­te vrien­din te zijn. Nie­mand an­ders kan An­ge­li­ca zien en Chel­sea heeft ge­leerd dat ze haar be­staan maar be­ter kan ver­zwij­gen. Het is hun ge­heim… Maar als Chel­sea een nieu­we vrien­din maakt, voelt An­ge­li­ca zich in de steek ge­la­ten. Ze wil wraak, en ze is van plan Chelsea’s le­ven tot een hel te ma­ken. Chelsea’s groot­ste ge­heim is haar groot­ste angst geworden.

Uit­ge­ver: Kluitman

Oor­spron­ke­lij­ke ti­tel: Iden­ti­kill

Chel­sea wist niet wat ze zon­der An­ge­li­ca zou moe­ten, en an­ders­om. Hun band was hech­ter dan die tus­sen vrien­din­nen of zelfs tus­sen zus­sen. Soms voel­de het bij­na als­of ze één en de­zelf­de per­soon wa­ren.

0

An­ge­li­ca was Chelsea’s bes­te vriendin.

Ze wa­ren twee­ling­zus­sen, on­af­schei­de­lijk van­af de dag dat ze wa­ren geboren.

Ze de­den al­les sa­men, ver­trouw­den el­kaar hun diep­ste ge­hei­men toe, klet­sten tot ’s avonds laat over leer­lin­gen op school en le­ra­ren die ze wel of niet aar­dig von­den. An­ge­li­ca was bij­na Chelsea’s scha­duw: waar Chel­sea ook heen ging, An­ge­li­ca was al­tijd bij haar. Ze deel­den zelfs een slaap­ka­mer, ook al wa­ren ze al twaalf en had hun huis ge­noeg slaap­ka­mers om er ie­der een voor zich­zelf te hebben.

Chel­sea wist niet wat ze zon­der An­ge­li­ca zou moe­ten, en an­ders­om. Hun band was hech­ter dan die tus­sen vrien­din­nen of zelfs tus­sen zus­sen. Soms voel­de het bij­na als­of ze één en de­zelf­de per­soon waren.

Dat kwam goed uit, want Chel­sea had naast An­ge­li­ca niet veel an­de­re vrien­din­nen. Mis­schien kwam dat om­dat ze al­tijd sa­men in hun ei­gen we­reld­je op­gin­gen en spel­le­tjes de­den of klet­sten over din­gen die ver­der nie­mand be­greep. Vroe­ger had Chel­sea wel ge­pro­beerd vrien­den te ma­ken, maar die vriend­schap­pen wa­ren al­tijd op hui­len uit­ge­lo­pen, waar­na ze snel naar An­ge­li­ca te­rug was ge­vlucht. An­ge­li­ca, die al­tijd voor haar klaarstond om haar te troos­ten of te zeg­gen dat de gro­te boze bui­ten­we­reld stom of raar was en niet Chel­sea. Diep van­bin­nen wist Chel­sea dat nie­mand haar be­greep zo­als An­ge­li­ca haar begreep.

Er was al­leen één probleem.

Nou ja, an­de­re men­sen von­den het een pro­bleem. Zelf vond Chel­sea het niet veel uitmaken.

An­ge­li­ca was vijf jaar ge­le­den over­le­den, toen ze ze­ven waren.

Maar dat had haar niet te­gen­ge­hou­den om bij haar te blijven.

Ie­der­een dacht dat Chel­sea het ver­zon dat An­ge­li­ca er nog was. Als een ma­nier om er­mee om te gaan. Een denk­beel­di­ge vrien­din. Nie­mand an­ders dacht dat An­ge­li­ca echt was.

Maar het kon Chel­sea niet sche­len wat an­de­ren dachten.

Zij wist dat An­ge­li­ca echt was. Zij wist dat haar zus haar nooit, maar dan ook nooit zou verlaten.

An­ge­li­ca had ten­slot­te be­loofd dat ze er al­tijd zou zijn.

Tot het bit­te­re eind.

 

Fragment Bloedzusjes - K.R. Alexander
© 2025 Kluitman